Website onder constructie, excuses voor het ongemak.
De Deense openhaardkachel deed, vooral dankzij de inspanningen van Osbe Danskovn in Eindhoven al eind zestiger jaren zijn intrede op de Nederlandse markt.
Was dat aanvankelijk nog schoorvoetend, sedert de eerste energiecrisis - winter 73/74 - kwam hij vrij van plankenkoorts en riep de Deense houtkachel over de Noordzee en dwars over Helgoland naar Nederland een alles overtuigend “VREEST NIET, IK KOM ER AAN”.
Tot winter 79 houdt Osbe Danskovn Eindhoven het schip op vaste koers. Dan, in dat jaar breekt de Iraanse revolutie uit. Dan ook, in diezelfde winter, ligt de sneeuw, plotseling, in de twee Noordelijke Provincies 3 tot 4 meter hoog. Hele dorpen raken verstoken van elektriciteit en daarmee van de CV. Binnen een etmaal vriest men zo uit eigen huis en zoekt elders onderdak. Alarmerend koppen de kranten dat op hun voorpagina’s. Dit brengt grote onrust teweeg in het hele land. De gasprijs jaagt in korte tijd van nog geen 12 cent naar meer dan 60 cent per kubieke meter de hoogte in. De openhaard heeft als energieverkwistend afgedaan.
Kosten per hoeveelheid geleverde warmte.
De kachel, maar nu in iets andere -Deense- doordachtere vorm is vanaf nu definitief terug van weggeweest. Het is dan ook in de eerste plaats een "kachel met verwarmingsfunctie". Met geopende brandkamer krijgt u een voorzet open haard er bij cadeau! Deze houtkachel biedt veel meer en is buitengewoon functioneel en effectief. Hij maakt onafhankelijk! Bovendien: de prijs per hoeveelheid geleverde warmte staat in geen verhouding tot die van de CV. De vraag ernaar is groot; het aanbod houdt die vraag niet bij. Er ontstaat gebrek.
De Deense openhaardkachel staat namelijk als eerste op de lijst van het huishoudelijk wensenpakket.
Werkelijkheid versus algemene bekendheid,
maar ook iets over
Concreet onderzoek versus literatuurstudies.
Begin jaren tachtig zet die trend zich stevig door. Maar het fenomeen is nieuw en dus voor sommigen beangstigend. In het bijzonder voor ambtenaren van het Ministerie VROM.
Das Waldsterben
We verkeren namelijk net in het vermeende era van "das Waldsterben", dat zich al aan het voltrekken is en binnen afzienbare tijd geen boom meer overeind laat staan.
De theorie is afkomstig van de Duitse wetenschapper Prof. Dr. Ulrich, die daarmee in 1983 het Duitse weekblad Der Spiegel haalt en met het: "Wir stehen vor einem ökologischen Hiroshima" wordt aangehaald.
Het Rijksinstituut voor Milieuhygiëne (RIVM) –adviesorgaan van de rijksoverheid- voegt hier in haar jaarverslag ‘Zorgen voor morgen’ in 1988 nog aan toe dat meer dan de helft van onze bossen al stervende is.
Angstwekkend
Ministerie VROM, doet daar, middels indrukwekkende en tot de verbeelding sprekende posters, waarop een drietal bomengroepen in verschillende staat van ontbinding staan afgebeeld, nog een schepje bovenop.
Vervuilers van het milieudebat
De bomengroepen die model staan voor de foto's op de VROM-campagneposters zijn echter door directe rookschade (fabieksbrand) - met hoge concentraties zwaveldioxide - aangetast en hebben met een hersenschimmig "Waldsterben" niets van doen.
Zodra dit meer en meer in openbaarheid treedt, worden de gelaakte posters - als vervuilers van het milieudebat - weer fluisterstil uit de circulatie weggehaald en is het alleen nog de milieubeweging door wie dit epos van volksverlakkerij of doemdenkerij - onder het motto, dat wat niet is nog komen kan - liefdevol gekoesterd en geknuffeld wordt.
Dat die voorstelling is afgelast en door de regisseur (tevens auteur) - nog vóór de epiloog - weer afgeblazen werd, komt omdat ook hij eindelijk toch heeft ingezien dat diens wetenschappelijke these niet meer vol te houden is en dat de dartele vitaliteit van onze bossen op het Noordelijk halfrond juist in deze jaren, sedert de ijstijd, - aantoonbaar - nooit beter is geweest. Sterker nog, de groei van de Europese bossen was in de tweede helft van de twintigste eeuw nog uitbundiger dan dat die in de eerste helft ervan was. Echter, deskundigen, biologen en mensen uit de praktijk (boswachters, houtgroeiers en boseigenaren) die dat onderbouwd beweren, worden door milieubeweging en de politiek overschreeuwd.
Veel rook, weinig vuur
Een jaar voordien, november 1982, brengt het voormalig Milieukundig Studiecentrum Groningen (MSG) van de Groningse Rijksuniversiteit in opdracht van voornoemd Ministerie een honderdvier pagina's tellende rapportage uit, waarmee de kachelgebruiker -even ongefundeerd, unfair en onterecht, tot zelfs kap een boom versus plant een boom- ten zeerste wordt gecompromitteerd, belast en de asociale hoek wordt ingedrukt.
Dubieuze wetenschapsbedrijving.
Het is een verslag van een literatuurstudie, welhaast geheel op een Amerikaanse referentielijst gebaseerd. In de begeleidingscommissie van het "wetenschappelijk onderzoek" zitten, naast slechts de twee onderzoekers van MSG, vijf ambtenaren van het Ministerie VROM, tevens opdrachtgever tot de literatuurstudie.
In vorm van extracten van de 104 pagina’s tellende rapportage sturen beide instituten tegelijkertijd ieder hun eigen persbericht naar het ANP. En om zoveel gezag en autoriteit kan het persbureau niet heen. Opzienbarend en breed uitgemeten verschijnt het zo als dogmatisch geloofsartikel in de publiciteit.
Reactie blijft niet uit. Dat kan en mag ook niet!
Concreet wetenschappelijk onderzoek
Osbe Danskovn Eindhoven beschikt namelijk over zeer recente rapportages van concreet onderzoek, naar de meest geavanceerde meetmethoden uitgevoerd, waarmee het rapport en genoemde publicaties worden afgewacht.
Het zijn de eerste in Nederland - in haar opdracht - door TNO geteste Deense openhaardkachels en een eerste in Europa tot stand gebrachte rookgasanalyse van de Technische Universiteit Eindhoven, waarmee het Groningse Rapport getoetst en vergeleken wordt.
Stapeliaanse “Wetenschappelijke” Onderzoeks-methoden
De verschillen blijken niet klein, maar ongelofelijk en onvoorstelbaar groot.
Ze variëren van factor 25 oplopend tot 1129.
En dat kan natuurlijk niet, vindt als eerste het Friesch Dagblad, dat daaraan een uitgebreid artikel wijdt waarin gezag, autoriteit en geloofwaardigheid van het rapport voor het eerst worden aangetast.
Vanaf dan ontstaat er een felle polemiek, waarin ook het toenmalige "Staatstoezicht op de Volksgezondheid" (thans RIVM), TNO, Ministerie VROM en vele andere instituten betrokken zijn geraakt. Als die zover escaleert, dat deze niet meer tot de bureaumuren beperkt blijft, springen de media er bovenop.
Provinciale Zeeuwse Courant
Met name de Provinciale Zeeuwse Courant neemt het thema zeer ernstig op en stelt eigen onderzoek in. De redactie bezoekt daartoe de Groningse Rijksuniversiteit, TNO-MEP Apeldoorn, TU Eindhoven en Osbe Eindhoven. Begrijpelijkerwijs leiden deze interviews tot een breed en diepgaand verslag.
Dat paginagroot zeer doorwrochte artikel komt bij de Gemeenschappelijke Persdienst (GPD) in den Haag terecht, waar het veel opzien baart. GPD vraagt Osbe om commentaar; met name of aan deze uiteenzetting wat toe te voegen of weg te laten is.
Afstraffing
Osbe Eindhoven reageert dat dit niet aan de orde is; het is zo doorwrocht en zorgvuldig opgesteld dat iedere wijziging, toevoeging of weglating daaraan afbreuk doet.
GPD telext het artikel integraal naar alle kranten, waarmee het gedrag van het Ministerie en de Groningse Literatuurstudie grondig en zakelijk worden afgestraft.
Serviel
De knipseldiensten van beide instituten krijgen het nu erg druk.
Iedere dag verschijnt er wel ergens dat artikel in een krant. Werd in het begin van de polemiek elk steekhoudend argument arrogant nog van tafel afgeveegd; de publiciteit werkt wonderlijk. Voor ambtenaren en bepaalde wetenschappers blijkt het een leerschool in bescheidenheid te zijn.
Wanneer namelijk in het heetst van de strijd, de Directeur Lucht van het Directoraat-Generaal voor de Milieuhygiëne van het Ministerie VROM -Dr. Ir Zoeteman- zich deemoedig en buitengewoon serviel tot Osbe Eindhoven wendt met het verzoek haar publicitaire actie stop te willen zetten is het te laat.
Kunnen en “willen”
Want....zo men dat zou willen dan moet dat ook nog kunnen.
En dat "kunnen" kan niet meer.
Het zware vliegwiel, dat aanvankelijk zo moeizaam op gang te krijgen was, heeft namelijk net haar hoogste toerental bereikt. Dat te stoppen......daartoe ontbreekt de wil maar ook de kracht.
"Laat het draaien tot het uit zichzelf weer is uitgetold", reageert Osbe Eindhoven op het verzoek. "Wat eens aan het draaien is gegaan, zal eens ook weer stil gaan staan. Hoe lang dat duurt is onbekend". Dit opdat gelaakte Wetenschapsbedrijving objectief, verantwoord en volledig wordt en van Wetenschappelijk wangedrag en politieke beïnvloeding gezuiverd wordt.
De Volkskrant
Als ook het lijfblad van voornoemde instituten "de Volkskrant" er over publiceert en onverwacht, in staccato, fel uithaalt naar de Groningse Studie doet dat in ambtelijke en sommige wetenschappelijke kringen een Oost-Berlijnse, Walter Ulbrichtachtige sfeer ontstaan, die gespeend lijkt van het verstandelijk begrijpen van de werkelijkheid. Er wordt overbluft en geïntimideerd. Die sfeer laat voor wetenschappelijk onderzoek en ambtelijke integriteit een groteske en ontluisterende indruk na en is íntriest, onthullend en leerzaam bovendien.
Gisteren verboden, vandaag verplicht!
Tijden veranderen, opvattingen ook.
Dat is, omdat kooldioxide (CO2), met waterdamp voorop, een broeikasgas bij uitstek is, dat teruggedrongen worden moet. Hout is een natuurlijke, zich steeds vernieuwende energiebron.
Bij verbranding ervan komt zoveel kooldioxide vrij, als tevoren tijdens de groei uit de atmosfeer opgenomen werd :
“Een verhoogd gebruik van hout en biomassa ten behoeve van verwarming, drukt het verbruik van fossiele brandstoffen, zoals gas en olie; vermindert daarmee de emissies aan CO2 en moet uit milieu oogpunt worden toegejuicht”, aldus het Bundesministerium für Umwelt und Naturschütz op 9 juli 1993.
In meer Europese landen wordt het energetische gebruik van hout - ter terugdringing van CO2 - daarom sterk gestimuleerd.
Biomassa onuitputtelijk
De energetische jaarlijkse aanwas aan hout in de bossen op onze aarde is onvoorstelbaar groot. Gerelateerd aan het totale energieverbruik in de wereld is die bijgroei ruim vijf maal hoger; 243 tegen 1265 EJ (Von Droste, 1979). Voor de duidelijkheid: 1 EJ is gelijk aan 1 joule met achttien nullen!). Dit terwijl maar een derde van het landoppervlak op aarde is bebost. Dat is in feite zonne-energie, die zo ingenieus is geaccumuleerd, dat daartegen de meest geavanceerde zonnecollector niet opgewassen is.
De bij goed bosbeheer door rooien, ruimen en dunnen vrijkomende biomassa aan takken, toppen en stobben vertegenwoordigen dus een enorm economisch en milieutechnisch goed.
Ter verduidelijking daarvan zij vermeld dat voor dezelfde hoeveelheid warmte die door een kubieke meter aardgas via de CV wordt gegenereerd, in een moderne Deense openhaardkachel slechts een blokje hout met een gewicht van nog geen twee kilogram nodig is.
In tegenstelling tot onze gasbel, maar ook tot andere fossiele brandstoffen, moet biomassa als afvalhout dus worden gezien als een onuitputtelijke en zich steeds vernieuwende energiebron, waarmee de CO2 uitstoot drastisch te reduceren is.
CONSTRUCTIE in kort bestek
Bij een goed functionerende hout kachel mag aan de schoorsteentop zintuiglijk geen rook waarneembaar zijn.
De Deense houtkachel grijpt daarom terug naar verwarmingstradities uit het verleden. Het is geen nieuwe vinding of het resultaat van een hoog ontwikkelde nieuwe technologie, maar het gevolg van herinneringen aan nut, bruikbaarheid en economie, die op kennis van Verbranding, Verbrandingsprocessen en Verbrandingskwaliteiten is gestoeld. .
Dat is in een land (Denemarken), dat altijd verstoken is geweest van eigen steenkoolmijnen of andere delfstoffen, maar ook in vroegere jaren bosarm was (3% tegen, thans ca 18% bebost) altijd uitgangspunt geweest.
Dat is ook de reden, dat Deense houtkachel bouwers zich van hun overige Europese collegae zo sterk onderscheiden. Hun product is beduidend doordachter, stabieler, degelijker en geavanceerder. Weliswaar zien we steeds meer producten, die duidelijk door de Deense zijn geïnspireerd, soms zelfs, uiterlijk, gewoon zijn nagemaakt.
Ook de materiaalkeuze is van groot belang. Is daar op bezuinigd (te dun) om de kachel populair in prijs te laten zijn, dan ligt het risico op deformatie al bij geringe overbelasting voor de hand.
Verbrandingskwaliteit
Bij verbranding van vaste brandstoffen zijn twee componenten van groot belang.
Dat zijn zuurstof en warmte. Zonder een van beiden gebeurt er niets. Met ventielen houdt u die keurig in balans. Hoe hoger de verbrandingstemperatuur, hoe beter de verbrandingskwaliteit, en die is weer bepalend voor de belasting van het milieu en daarmee van uw portemonnee.
Anders gezegd: economie en milieu gaan hier hand in hand. Of nog anders gezegd; bij een kachel die goed functioneert, ziet of ruikt u geen rook aan de schoorsteentop.
Om die verbrandingskwaliteit tenminste op goed niveau te houden, dient de brandkamer met vuurvaste keramische elementen tot hoog in de rookkamer bemetseld te zijn. De functie daarvan is o.a. *het vuur goed geïsoleerd te houden van de omliggende relatief koude materialen van het kachellichaam en *bij het navullen de brandkamer - door accumulatie - op die hoge temperatuur te houden.
Wat de zuurstofvoorziening betreft, zij nogmaals benadrukt, dat koude voor vuur de grootste vijand is.
In een moderne Deense houtkachel is spontane zuurstofvoorziening vanuit de ruimte waarin het toestel staat opgesteld dan ook niet meer mogelijk.
Bij goed onderzoek in het toestel ziet u al spoedig dat die verbrandingslucht (zuurstofvoorziening) om die reden, middels een in het toestel aangebrachte constructie, stevig tot zo’n 500 graden Celsius voorverwarmd wordt. Soms bij duurdere uitvoeringen is daartoe een z.g. wervelkamer aangebracht.
Ook de bij verbranding vrijkomende rookgassen bevatten nog heel veel energie. Dat maakt, dat aan de rookkamer van uw toestel -waar die wervelkamer mede onderdeel van is- ook zware eisen worden gesteld.
Die mogen dus niet zo - met een noodgang - de schoorsteen in.
Door drempels en schotten worden die geremd. Wervelen, en worden door zuurstofvoorziening in die rookkamer voor zoveel als mogelijk verbrand.
Serieuze kachels worden in het buitenland door geaccrediteerde laboratoria naar DIN- of DTI- normen veelomvattend en strikt op “VEILIGHEID, FUNCTIE en VERBRANDINGSKWALITEIT” getest. Bij aankoop wordt u geadviseerd zo’n rapportage altijd vooraf in te zien.